hoogstamboomgaard

Perenras


Passe Colmar

 

Boom

Groeit zwak, nauwelijks middelsterk. Gesteltakken schuinopwaarts, goed vertakt, aan de zijtakken rijkelijk vruchthout (korte vruchttwijgen, sporen en vruchtbeurzen).
Vorm van de kruin breedpiramidaal ; de zwakke groei vereist sterke snoei, vruchthoutsnoei en tijdige vruchthoutvernieuwing om
grote vruchten te verkrijgen ; zeer geschikt voor haagvormen en muurbeplanting.

Vrucht

Plukrijp vanaf begin oktober.
normaal middelgroot, bij te rijke opbrengst klein, vorm , middellang of korter, stomp tol-, druppel- of peervormig, kegelvormig, midden- tot kelkbuikig, rondom de kelk meestal schuin afgerond, steelwaarts dunner, ingetrokken tot ingesnoerd ;
vruchtzijden zwakbultig, vaak met vlakke groeven van steel naar kelk .
kelkholte nauw tot middelwijd, vlak, gerimpeld of zwak gezwollen, netvormig beroest .
kelk middelgroot, open of halfopen ; blaadjes bruin, klein, deels gedegenereerd, hoornachtig ;
Steelholte ontbreekt. Gaat typisch spits of iets stomper gezwollen, meestal straalvormig beroest, over in de steel .

Steel 25-40 mm lang, 4-6 mm dik, bruin,
gedeeltelijk groenachtig, houtig of vlezig, recht, opzittend of schuin naar de zijde gedrukt .
Schil droog, glad, ook fijnnervig, dik, vast, witachtig groen, rijp witachtig geel net als van 'Soldat-Laboureur' ;
stippels talrijk, klein, bruin ; beroesting vlekkig, netvormig, vooral rondom de kelk en de steel maar ook wel in grote plakkaten .

Vruchtvlees

Geelachtig wit, geelachtig, fijnkorrelig, smeltend of halfsmeltend, zeer sappig, weinig zoet, weinig kruidig .
Bij optimale omstandigheden één van de smakelijkste, edelste winterperen.

Standplaats

Alleen voor warme plaatsen, anders als muurbeplanting op voedingsrijke, warme, voldoende vochtige bodem, maar ook geen natte of te droge grond .

Herkomst

België, geteeld of gevonden door Abbé Hardenpont, Mons ; vanaf 1758 bekend en verspreid in Europa.

 

TERUG